..
Terugblik op de PABO-netwerkdag van 18 april 2012 Inzet voor goed onderwijs De Netwerkdag voor Pabodocenten op de Saxion Hogeschool in Deventer trok ca. 80 pabodocenten met een aardrijkskunde-, geschiedenis- of natuur en techniekachtergrond (OJW-vakken). Dit soort dagen geeft ruimte aan uitwisseling van nieuwe ideeën voor goed onderwijs in het Nederlandse basisonderwijs. Deze netwerkdag voldeed daar zeker aan met ’s ochtends gastcolleges over hoe leerkrachten kinderen kunnen goed te functioneren leren in hun omgeving en ’s middags met workshops over onderwijsvernieuwing binnen de OJW-vakken. Daarbij ook een workshop OhO-t. Gastheer Jan-Auke Diepenhorst, directeur Pabo Saxion, onderstreept in zijn welkomstwoord het belang van deze vakken, maar relativeert tegelijkertijd de invloed ervan op het leerproces van de kinderen. Dat heeft alles te maken met de beperkte tijd die voor deze drie vakken beschikbaar is, vier uur per week, waarvan slechts 25 minuten voor natuur- en techniekonderwerpen. In haar gastcollege gaat Fran Martin (University of Exeter) in op het dilemma van de twee gescheiden kenniswerelden: de academische kenniswereld versus de omgevingskennis van kinderen. Goed onderwijs betekent, in de visie van Fran Martin, dat de scheiding tussen die twee kenniswerelden wordt weggenomen en dat die werelden in lesprogramma’s met elkaar verbonden worden. Dan ontstaan leersituaties waarin kinderen nieuwsgierig worden hoe dingen in elkaar steken en werken. Dorian de Haan (Hogeschool Inholland) doet in haar gastcollege een vergelijkbare oproep om lesprogramma’s te ontwikkelen waarin de wereld van kind verweven zit. Reactie op deze dag Het doel van deze netwerkdag is uiteraard werken aan goed onderwijs. Daar gaat het om. Iedereen is het daarover eens. Iedereen wil dat. Maar we zijn er nog lang niet. Hoe is anders zo’n grote schooluitval in het vervolgonderwijs te verklaren? Waarom is voortdurend de zorg over onze toekomstige kenniseconomie te horen en de roep om meer jong technisch talent? En waarom worden steeds weer miljoenen overheidsgeld ingezet om deze maatschappelijke onbalans te repareren? De vraag is dan, of de visie op goed onderwijs wel scherp genoeg is. In de workshop ´Onderwijs helpt Onderwijs´ is goed onderwijs gedefinieerd aan de hand van drie criteria waaraan dat onderwijs moet voldoen: 1. Het ontwikkelen van talenten van mensen in elke opleidingsfase; 2. Het verbinden van die talenten met wat de samenleving nodig heeft; 3. Het bieden van een inspirerende leeromgeving. In genoemde gastcolleges zijn twee van deze criteria duidelijk te herkennen: het ontwikkelen van talenten van kinderen en het daarbij aanbieden van een inspirerende leeromgeving, gekoppeld aan de leefwereld van het kind. De maatschappelijk belangrijke vraag die tijdens deze netwerkdag niet is gesteld, luidt: in welke mate de wereld van het kind relaties heeft met de echte wereld van de samenleving. Voor een deel zal dat zo zijn, voor een belangrijk deel ook niet. Dat belangrijke deel betreft de wereld van de techniek, de wereld van de maakindustrie. De binding van jongeren daarmee is nagenoeg verdwenen. Dat geldt sterk in stedelijke gebieden; op het platteland weet bijvoorbeeld de landbouwmechanisatie nog enigszins voor die verbinding tussen jongeren en techniek te zorgen. Dit betekent, dat basisschoolleerlingen in hun belangrijke ontwikkelingsfase nauwelijks of geen idee krijgen van wat technisch vakmanschap inhoudt en welk belang het heeft voor onze huidige en toekomstige welvaart. Dat het basisonderwijs op dit terrein niet thuis geeft, betekent een gemiste kans voor Nederland de kenniseconomie een pril fundament te verschaffen. Een kenniseconomie die juist jongeren nodig heeft voor toepassingen in elementaire industrieën als die van voedsel en transport. Maar ook jong talent voor de noodzakelijke technologische vernieuwingen, zoals in de zorgverlening, in de waterbeheerssystemen en in de energiesector. Deze structurele onbalans aan de basis van ons onderwijssysteem heeft alles te maken met de sterk afgenomen affiniteit van ouders en leerkrachten met de maakindustrie. Jongeren die een pabo-opleiding kiezen, zijn veelal vrouwen die vooral een zorg- en welzijnsprofiel hebben. Eenmaal leerkracht in het basisonderwijs zullen zij het techniekonderwijs het liefst aan zich voorbij laten gaan. Ook de Rijksoverheid laat het op dit punt afweten; zie de beperkte tijd in het basisonderwijs voor natuur- en techniekonderwijs en zie ok de vrijblijvendheid om techniek in de Citotoets op te nemen. OhO-t In de workshop ‘Onderwijs helpt Onderwijs bij techniekeducatie’ (OhO-t) hebben Annie van Galen, Stefan van Beurden, pabostudent Chris en ondergetekende met hun ervaringen in regio Den Bosch laten zien, dat het heel anders en beter kan: niet de leerkrachten in het basisonderwijs hoeven met techniekeducatie aan de slag, maar teams jongeren uit de technieksector zorgen, onder leiding van pabostudenten, tot hun genoegen voor inspirerend techniekonderwijs. De ervaringen die hier inmiddels mee zijn opgedaan, laten zien hoe de OhO-formule het beste regionaal uitgevoerd kan worden. De kleine groep deelnemers aan deze workshop reageerde verwonderd op de innovatieve aanpak van het OhO-t-concept. De N&T-docent van Hogeschool Rotterdam en een educatieve uitgever willen graag met ons verder. Klaas Stegeman, De Jong & Stegeman Meteren, 24 april 2012 |
Hier klikken om te bewerken.
|