Willen docenten in het basisonderwijs adequaat inspelen op de kennisbehoeften over natuur en techniek in Nederland, dan zou daar een helder beeld van moeten bestaan. In de praktijk blijkt die er niet te zijn. Instanties die hierin toonaangevend zijn, de Rijksoverheid, het bedrijfsleven en het onderwijs, hebben zo hun eigen opvattingen over wat n&t-onderwijs moet inhouden.
Conclusies
In zijn promotieonderzoek Meesterschap over het leerplan laat A.J.Gras (SLO, 2009) zien, dat er voldoende onderwijsdiscussie in Nederland is, maar dat een gemeenschappelijk referentiekader ontbreekt voor wat kinderen moeten leren.
Leerkrachten in het basisonderwijs, met hun verschillende visies en competenties, ontberen een helder kompas hoe n&t in hun leerplan op te nemen. Daardoor ontstaan grote verschillen aan de basis van het n&t-onderwijs. Voor Nederland=Kennisland valt hier heel wat te winnen.
Conclusies
In zijn promotieonderzoek Meesterschap over het leerplan laat A.J.Gras (SLO, 2009) zien, dat er voldoende onderwijsdiscussie in Nederland is, maar dat een gemeenschappelijk referentiekader ontbreekt voor wat kinderen moeten leren.
Leerkrachten in het basisonderwijs, met hun verschillende visies en competenties, ontberen een helder kompas hoe n&t in hun leerplan op te nemen. Daardoor ontstaan grote verschillen aan de basis van het n&t-onderwijs. Voor Nederland=Kennisland valt hier heel wat te winnen.
Opvattingen in de onderwijssector
In 2007 vraagt een commissie van acht wetenschappers publieke belangstelling voor de natuurwetenschappen door een Bètacanon op te stellen. Vijftig onderwerpen zijn daarin ondergebracht. Volgens de samenstellers zou iedere Nederlander daar iets vanaf moeten weten. In diverse regio’s nemen onderwijsinstellingen deel aan allerlei educatieve techniekactiviteiten: van gastlessen door gepensioneerde technici , van bedrijvendagen tot techniekwedstrijden; maar ook door kennisuitwisseling tussen onderwijsinstellingen, zoals bij de HAN in Arnhem. Daar begeleidt Maarten Hennekes het project Ondernemers in de top voor po-plusklassen uit de omgeving. In dat project komen regionale kennisgebieden aan de orde, zoals die uit de modesector. Om de motivatie van vmbo-leerlingen te verbeteren heeft SLO het programma Praktische sectororiëntatie (PSO) ontwikkeld, waarin het doen centraal staat. Op grond van de ervaringen die leerlingen hiermee opdoen, kunnen zij gemotiveerd voor een sectoropleiding kiezen die bij hen past. Een inspirerend techniekrpogramma is hier op zijn plaats. Om de uitval van leerlingen in het vo te verminderen is het instrument Loopbaanontwikkeling en Begeleiding (LOB) ingezet. Ook bij dit instrument zouden n&t-activiteiten een rol kunnen spelen. . |
Opvattingen in de marktsector
Dat de marktsector zich actief inlaat met het n&t-onderwijs in Nederland, is logisch. Een afnemende instroom van jongeren in het techniekonderwijs vormt een ernstige bedreiging voor de positie van veel bedrijven, met name in het mkb, dat in hoge mate de omvang van onze economie bepaalt. |
Opvattingen bij de Rijksoverheid
Bij de Rijksoverheid zijn de ministeries OCW en EZ de hoofdrolspelers bij dit thema, ieder met een eigen benaderingswijze. De opvatting bij EZ is: focus op Sleutelgebieden en topsectoren. Dat betreft dan de kennisgebieden Voedsel, Tuinbouw, High Tech, Energie, Logistiek, Creatieve Industrie, Life Sciences, Chemie en bij Water. Het gaat hier om investeringen in wetenschappelijk toptalent die het concurrentievermogen van de Nederlandse economie moeten waarborgen en die openingen bieden voor samenhang met het Europese innovatiebeleid. De vraag is, in hoeverre deze opvatting al in het basisonderwijs valt te weerspiegelen. OCW , als vormgever van ons onderwijsstelsel zet verschillende instrumenten voor n&t-onderwijs in, zoals Kerndoelen, SLO-leerlijnen, WikiWijs, Cito-toets en VTB . Sinds 1993 werkt OCW met kerndoelen die voor wettelijke onderwijskaders zorgen in het po en de vo-onderbouw. Daaronder bevinden zich de Kerndoelen voor ‘mens en natuur’. De globale aanduiding van deze kerndoelen geeft leerkrachten veel speelruimte om die doelen uit te werken. Om leerkrachten niet al te zeer aan hun lot over te laten heeft het SLO in opdracht van OCW Leerlijnen geformuleerd, voorzien van inhoudelijke voorbeelden en activiteiten die de kerndoelen concretiseren. SLO wijst er met nadruk op dat haar voorbeelden geen leerplan betekenen, maar een beschrijving van een mogelijke onderwijsinhoud en over een aantal jaren. |